Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Oeuvre

betekenis & definitie

werk; arbeid; gewrocht; liefdewerk [als soepkokerij, missie]; bonnes oeuvres, goede werken, werken van naastenliefde; oeuvres mortes, dood werk: gedeelte v. e. schip boven de waterlijn; oeuvres vives, levend werk: gedeelte v. e. schip beneden de waterlijn; faire oeuvre de psychologue, handelen als psycholoog, zich een psycholoog tonen; ne faire oeuvre de ses dix doigts, geen steek uitvoeren; se mettre à l’oeuvre, beginnen te werken; mettre en oeuvre, verwerken; onder handen nemen; in het werk stellen; aanwenden, gebruiken, toepassen; à l’oeuvre on connaît l'artisan, aan het werk kent men de meester; oeuvre, gezamenlijke werken v. e. kunstenaar; bouwwerk; le grand oeuvre, (het zoeken naar) de steen der wijzen; gros oeuvre, romp [v. e. gebouw]; à pied d’oeuvre, op ’t bouwterrein; fig. van den beginne aan; dans oeuvre, binnen het huis aangebracht; binnenwerks [v. maat]; escalier dans oeuvre, binnentrap; hors d’oeuvre, uitspringend, uitgebouwd; buitenwerks [v. maat]; escalier hors d’oeuvre, buitentrap.

< >