Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Oeil

betekenis & definitie

(mv. yeux) oog; gat [in kaas, brood]; le mauvais oeil, het boze oog; les yeux fermés, blindelings; des yeux d'Argus, Argusogen; avoir de l’oeil, er goed uitzien; avoir l’oeil, een goede kijk op de dingen hebben; avoir l’oeil à tout, zijn ogen overal hebben; avoir l’oeil au guet, op de loer liggen, uitkijken, een oogje in het zeil houden; avoir l’oeil sur, een oogje houden op, ...in het oog houden; il a les yeux plus grands que le ventre (l'estomac), zijn ogen zijn groter dan zijn buik; je m'en bats l’oeil, daar geef ik geen zier om; ne pas en croire ses yeux, zijn ogen niet (kunnen) geloven; être tout yeux, geheel oog zijn; faire (de) l’oeil, oogjes (lonkjes) geven; faire les yeux doux à qn., iemand lief (verliefd) aankijken; faire les gros yeux à qn., iemand lelijk aankijken; ne pas fermer l’oeil, geen oog toedoen; fermer les yeux, de ogen sluiten [ook: sterven]; fermer les yeux à (sur), de ogen sluiten voor, oogluikend toelaten; jeter les yeux sur, het oog slaan (laten vallen) op; ouvrir l’oeil, zijn ogen gebruiken, goed uit zijn ogen kijken; zijn ogen de kost geven; ouvrir de grands yeux, grote open opzetten; à l’oeil, met het oog; gratis, voor niets; op de pof; à l’oeil nu, met het blote (ongewapend) oog; à mes yeux, in mijn ogen (oog); aux yeux de..., in ’t oog (de ogen) van...; pas plus que dans mon oeil, niet zoveel; voir de bon oeil, graag (mogen) zien, met een gunstig oog aanzien; le voir d'un oeil favorable, ’t graag zien; regarder qn. d'un mauvais oeil, iem. lelijk aankijken; voir d'un mauvais oeil, met lede ogen zien; entre deux yeux, vlak (strak) in het gezicht; entre quatre yeux, onder vier ogen; voir tout par ses yeux, ailes met eigen ogen zien; par-dessus les yeux, tot over de oren; j'en ai par-dessus les yeux, ik heb er meer dan genoeg van; pour les beaux yeux de..., uit liefde voor..., ter wille van...; oeil pour oeil, dent pour dent, oog om oog, tand om tand; sous les yeux de..., onder (voor) de ogen van...; être sur l’oeil, oppassen, zich in acht nemen; achterdochtig zijn; l’oeil du maître engraisse le cheval, het oog des meesters maakt het paard vet.

< >