I. binden, knopen, strikken; vastbinden, -knopen, -strikken; aanknopen;
II. se nouer, gebonden (kunnen) worden; in de knoop raken; de Engelse ziekte krijgen; knobbelig worden; zich zetten [v. vrucht].
Gepubliceerd op 13-07-2022
betekenis & definitie
I. binden, knopen, strikken; vastbinden, -knopen, -strikken; aanknopen;
II. se nouer, gebonden (kunnen) worden; in de knoop raken; de Engelse ziekte krijgen; knobbelig worden; zich zetten [v. vrucht].
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: