Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Mouche

betekenis & definitie

vlieg; moesje [op goed]; zwart (schoonheids)pleistertje; (zwart) middelpunt v. d. schijf; acquit; haarbosje [onder de onderlip]; leren knop [v. floret]; stoombootje [voor passagiers]; (politie)spion; mouche dorée, aasvlieg; fine mouche, slimmerd; mouche à miel, honigbij; faire mouche, in ’t zwart v. d. roos schieten; faire la mouche du coche, de Jan Albestel spelen; faire d'une mouche un éléphant, van een mug een olifant maken; prendre la mouche, opstuiven; op zijn tenen getrapt zijn; quelle mouche le pique?, waarom wordt hij boos?, wat heeft-ie nou?; on aurait entendu voler une mouche, men kon een speld horen vallen.

< >