I. meubelen, stofferen; verrijken, versieren; avoir la bouche bien meublée, goede tanden hebben; avoir l'esprit bien meublé, heel wat in zijn mars hebben;
II. meubelen; cela meuble, dat vult de kamer;
III. se meubler, zich meubelen kopen; zich laten meubileren; een gemeubileerd aanzien krijgen.