Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Marche

betekenis & definitie

I. marche: loop: ’t lopen; gang; vaart; (dag)mars; verloop; spoor [v. wild]; trede [v. trap]; trapper [aan orgel]; marche funèbre, treurmars; marche triomphale, triomf-, zegetocht; f triomfmars; à e grande marche, snelzeilend; une heure de marche, een uur gaans; en marche, op mars; in beweging (zijnd); rijdend; varend of zeilend; lopend, in bedrijf; mettre en marche, laten lopen [trein]; starten, aanzetten; se mettre en marche, op mars gaan; zich op weg begeven, afmarcheren, optrekken, oprukken; zich in beweging zetten.

II. marché: markt; koop; bon marché, goedkoop; le bon marché de, de goedkoopte van; les bons marchés ruinent, goedkoop is duurkoop; avoir bon marché de qn., iemand gemakkelijk de baas worden; faire bon marché de sa vie, niets om zijn leven geven; faire un bon marché, een goede koop doen; c'est marché donné, 't is spotgoedkoop; c’est marché fait!, top!; c’est un marché fait, de zaak is beklonken; meilleur marché, goedkoper; marché noir, zwarte markt, zwarte handel, gifhandel; au marché noir, in de gifhandel, zwart; cigare de marché noir, „zwarte" sigaar; artisan (trafiquant) du marché noir, zwarte handelaar, gifhandelaar, zwarte Piet; marché officiel, handel in (beurs van) officieel genoteerde fondsen; marché à prime, premieaffaire; marché à terme, tijdaffaire; marché aux bestiaux, beestenmarkt; marché en banque, handel in (beurs van) niet officieel genoteerde fondsen; marché en bourse, handel in (beurs van) officieel genoteerde fondsen; faire (conclure) un marché, een overeenkomst sluiten; een koop sluiten; faire son marché, zijn inkopen doen; mettre à qn. le marché à la main, hem voor de keus stellen; hem het pistool op de borst zetten; à bon marché, goedkoop; à meilleur marché, goedkoper; être en marché avec qn., met iemand onderhandelen (pour over); par-dessus le marché, op de koop toe.

< >