I. lang; langdurig; langzaam; langdradig; c’est trop long, ce serait trop long, dat zou ons te ver voeren, dat is te lang om te vertellen; je ne serai pas long, ik zal het niet lang maken; ik zal niet lang wegblijven; être long à..., veel tijd nodig hebben om...; il est long à s’endormir, het duurt lang eer hij inslaapt; cette plante est longue à croître, deze plant groeit langzaam; un dessin long à faire, een tekening waarvoor men veel tijd nodig heeft; il est long à s'habiller, hij heeft altijd zoveel tijd nodig om zich te kleden; il ne fut pas long à s'apercevoir de son erreur, hij had zijn dwaling gauw ingezien; long de deux mètres, twee m lang;
II. lang; en dire long, er heel wat van zeggen; cela en dit long, dat zegt meer dan boekdelen; en savoir long, er heel wat van weten; van wanten weten; en savoir plus long, er méér van weten;
III. lengte; prendre le plus long, de langste weg nemen; le long de.... langs...; tout le long de la journée, de godganselijke dag; au long, lang en breed, uitvoerig; au long des trottoirs, langs de trottoirs; au long de sa vie, gedurende zijn leven; tout au long, lang en breed, uitvoerig; tout au long de la route, langs de hele weg; tout au long de sa vie, zijn hele leven door: au long et au large, wijd en zijd, heinde en ver; 10 mètres de long, 10m lang; de tout son long, tout de son long, languit; de long en large, heen en weer; c’est d’un long!, lang(dradig) dat het is!; en long, in de lengte; zie ook: longue.