I. binden, vastbinden, verbinden; voegen; lier amitié avec, vriendschap sluiten met; lier conversation, een gesprek aanknopen; lier la langue à qn., hem een slot op de mond doen; lier les mains à qn., iemand de handen binden; lier une sauce, een saus dik maken, binden;
II. se lier, lier, zich (ver)binden; se lier (d’amitié) avec, vriendschap opvatten voor, vriendschap sluiten met.