Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Juger

betekenis & definitie

I. beoordelen, oordelen over; uitspraak doen in, recht spreken over, vonnissen; vinden, achten:

II. oordelen; jugez un peu!, nu vraag ik u!; je vous laisse à juger, dat laat ik aan u ter beoordeling over, oordeelt u nu zelf; juger de, oordelen over, beoordelen; jugez de mon étonnement, stel u mijn verbazing voor;

à en juger par (sur), te oordelen naar;

III. se juger, zich oordelen (achten); behandeld worden [v. zaak].

< >