I. buigen, schuin houden, doen hellen; doen overhellen, aansporen, er toe brengen;
II. buigen, schuin staan; hellen; incliner à (vers), overhellen naar; zich geneigd voelen tot (om);
III. s’incliner, buigen, een buiging maken; schuin gaan staan, (over)hellen, neigen; s’incliner devant, het hoofd buigen voor, berusten in; eerbiedig gedenken.