Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Étrier

betekenis & definitie

stijgbeugel; beugel, ring; à franc in vliegende galop; avoir le pied à l’étrier, tot vertrekken gereed staan; er goed voor staan; être ferme sur ses étriers, vast in ’t zadel zitten; op zijn stuk blijven staan; tenir l’étrier à qn., iem. voorthelpen; vider les étriers, zandruiter worden.

< >