I. in beweging brengen; aandoen, (ont)roeren, aangrijpen, treffen, bewegen, opwekken [hartstocht], in vlam zetten [gemoederen], aanzetten tot oproer, verontrusten, indruk maken op, teweegbrengen [oproer]; émouvoir la bile à gn., iem. boos maken;
II. s’émouvoir, in beweging komen; onrustig worden [volk]; beginnen te gisten [gemoederen]; aangedaan (aangegrepen, bewogen) worden, ontroeren, zijn kalmte verliezen, ontstellen; il s’émut une tempête, een storm stak op.