Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Dresser

betekenis & definitie

I. rechtop zetten, oprichten, opsteken, ophouden, spitsen [oren], opslaan, opmaken [bed], opstellen [geschut]; gereedmaken, in orde brengen, dekken [tafel], spannen [strik], leggen [hinderlaag], opmaken [lijst]; richten [’t roer]; africhten, dresseren, drillen; recht-, gelijkmaken, behouwen, bijwerken, gladmaken;

II. se dresser, zich oprichten, opstaan; zich verheffen, staan; ses cheveux se dressèrent sur sa tête, de haren rezen hem te berge.

< >