I. vermengen, verenigen, doen samenvallen; verwisselen, verwarren; beschamen, in verwarring brengen, vernederen, vernietigen, verijdelen; versteld (verbluft) doen staan; verlegen maken;
II. se confondre, vermengd worden, samenvallen; samenvloeien, ineenlopen, verloren gaan; in de war raken; se confondre en excuses, zich uitputten in verontschuldigingen.