I. begaan, bedrijven, plegen, zich bezondigen aan; samendraaien; in botsing brengen, van elk. verwijderen; blootstellen, in gevaar brengen, op ’t spel zetten; aanwijzen, benoemen; commettre gc. à qn., iem. iets toevertrouwen, iets aan iem. opdragen; commettre qn. à qc., iem. met iets belasten;
II. se commettre, begaan worden [v. misdaden]; zich blootstellen, zich compromitteren; se commettre avec qn., zich met iem. inlaten, zich met iem. afgeven.