Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Billet

betekenis & definitie

briefje; biljet, plaatsbewijs, kaartje, lot; Ah!, le bon billet!, veel beloven en weinig geven doet de gekken in vreugde leven; billet blanc, niet [in de loterij]; billet circulaire, rondreisbiljet; billet doux, minnebriefje; billet à ordre, promesse, orderbriefje, accept; billet de faire part, kennisgeving; billet de faveur, vrijkaart; je vous en donne mon billet!, dat geef ik u op een briefje!; reken maar!; prendre un billet de parterre, op zijn neus vallen.

< >