Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Appétit

betekenis & definitie

lust, begeerte, neiging, trek; eetlust; bon appétit!, eet smakelijk!; l’appétit vient en mangeant, hoe meer men heeft, hoe meer men verlangt; à son appétit, zoveel hij lust; naar zijn zin; avec appétit, de bon appétit, met smaak, smakelijk; mettre gn. en appétit, 1. iemand trek doen krijgen; 2. iem. lekker maken.

< >