Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Adresser

betekenis & definitie

I. richten (d tot), verwijzen (naar), zenden (aan), adresseren (aan);

II. s’adresser à, zich wenden tot, zich vervoegen bij; het woord richten tot, aanspreken; ces mots s’adressent à nous, deze woorden zijn voor ons bedoeld; s’adresser mal, aan het verkeerde kantoor zijn.

< >