harde klap
In 1857 voor het eerst opgetekend, in het tijdschrift De Navorscher, in een lijst getiteld ‘Woorden op het platteland in Noord-Holland nog gebruikelijk’, in de vorm watjekaauw en met als betekenissen ‘muilpeer’, ‘oorvijg’, ‘kinnebakslag’. Het woord is in allerlei vormvarianten aangetroffen, zoals watjeko(w), watjikow, watjetoe en (met een omzetting van klanken) als katjewou en katjewaai. Men brengt het in verband met het Engelse what (do) you call? (‘wat zegt u daar?’, ‘hoe zegt u?’) -- als inleiding voor een vechtpartij, waarbij dan klappen vielen. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke, in de vorm watjekow. Tegen die tijd was het woord al in allerlei dialecten opgetekend, zowel in het noorden als in het zuiden van Nederland, en tevens in Vlaanderen (in Brugge, in 1899, in de vorm wattjeko). Wel werd het nog lang als een ‘Hollands’ (en ongebruikelijk) woord beschouwd. Zo schreef K. ter Laan in 1929 in diens Nieuw Groninger woordenboek bij watjekaauw: ‘Uit het Hollands. Jong en niet algemeen.’
J.H. Speenhoff zong in een lied getiteld ‘’t Afscheid van een marinier’:
Maar lieveling, dat zal je mij niet lappen,
Laat je toch nooit met iemand anders snappen
Dat doe je mij niet an, waarom gewed,
Daarvoor ben jij te goed, jij ben geen slet.
En als ze jou soms achterna gaan loopen
Dan moet je ze een watjekou verkoopen.
Sla d’r maar op en hou ze van je lijf,
Knijp ze maar fijn, Marie, je ben een stevig wijf.
• Moet er eerst eens een raadslid een ferme what-you-call — of, zooals wij dat vertalen, ‘watjekou’ -- krijgen? ’t Zou jammer zijn van de lui die vóór den tijd nog dood geslagen worden, als men daarop wacht. ¶ J. van Rennes, Vonken en vlammen (1885), geciteerd uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
• Als Floor ’n graaf op z’n likdoorns trapt, krijgt ze ook ’n watjekou! ¶ Is. Querido, Kunstenaarsleven dl 2 (1906), p. 25
• Dus mokeren de watjekouwen tegen kaken en magen, op koppen en ruggen. ¶ Jan Brusse, De zelfkant van Parijs (1959), p. 75