Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Wachtmeester

betekenis & definitie

Net als opperwachtmeester is de borrel naam wachtmeester in 1874 voor het eerst geboekstaafd, in een door de Gorkumse onderwijzer P.J. Harrebomée samengestelde bundel spreekwoorden over drinken, drank en dronkenschap. Met wachtmeester werd onder dragonders - soldaten van de lichte cavalerie - een 'gewone borrel' aangeduid. Een 'grote borrel' werd daar - naar de rang boven wachtmeester - opperwachtmeester genoemd. Opperwachtmeester lijkt al snel in vergetelheid te zijn geraakt, maar wachtmeester leeft nog altijd voort.

Aan het eind van 19de eeuw werd deze borrel naam door Hollandse soldaten in Nederlands-Indië gebruikt. In 1927 is hij in Sittard gesignaleerd, als wachmeister, en in 1979 nogmaals. Een Sittards dialect woordenboek gaf toen als voorbeeldzin: 'Veur de boer 'ne wachmeister en veur de knech e glaas beier', ofwel 'voor de boer een grote borrel en voor de knecht een glas bier' - want verschil moet er wezen. In Twente spreekt men van een wachmaester, en in Nederlands Limburg behalve van wachmeister ook van wachtmeister. Het woord komt ook in het Duits voor, als Wachtmeister, eveneens voor 'grote borrel'. De borrel naam is daar in 1892 voor het eerst aangetroffen, onder militairen, en zou - gezien de datering - uit het Nederlands afkomstig kunnen zijn. Voor een kleinere borrel gebruikten Duitse soldaten vroeger wel Rittmeister.

< >