bons; dreun
In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt het in de verbinding iemand een vrijzetter geven voor ‘iemand de bons geven, wegbluffen’. Later ook gebruikt voor ‘iemand een dreun geven’. Een vrijzetter krijgen werd, zeker vanaf 1927, tevens gebruikt voor ‘een zeperd halen’.
Louis Davids had omstreeks 1915 veel succes met een lied getiteld ‘De bokswedstrijd’, met daarin de regels:
De blanke kreeg ineens een raker op zijn tanden,
Zijn half gebit lag bij je vader op zijn schoot
En vlak daarop een vrijzetter net in de maagstreek:
Toen zei ik: ‘Nou is het gebeurd, nou leit ie dood!’
• Wat zijn dat voor streken? Kom jij hier om dat meisje er tusschen te nemen? Wil jij haar een vrijzetter geven, kwaie aap die je bent? Je blijft hier en je gaat met haar mee. ¶ Ralph Springer, ‘Leerjongetje’, in: De Nieuwe Gids jrg. 45 (1930), dl 2, pp. 152-153