zakkenroller
In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht. In 1844 voor het eerst aangetroffen in een literaire tekst. Het woord is waarschijnlijk overgenomen uit de Duitse dieventaal, waar het is aangetroffen in de vorm Torfdrukker.
• Op zekeren Zondag, een dag, die door de gevangenen in volslagene werkeloosheid wordt doorgebracht, had zich in eene der werkzalen een kring gevormd, van welken een turftrekker het middelpunt uitmaakte. ¶ J. de Vries, De verborgenheden van Amsterdam dl 1 (1844), p. 276. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• ‘Janssen, pas op, die kerel moet je niet in huis nemen, die is niet sicuur, dat ’s ’n turftrekker!’ ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 170. De schrijver verklaart de betekenis tussen haakjes.