aangeschoten, beschonken, dronken
In 1890 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, uit Roeselare in West-Vlaanderen, in de vorm chiken voor ‘dronken’. Ook aangetroffen als gikker, sjikker, sikkem, enzovoort. Via het Jiddische sjikker (‘dronken’) ontleend aan het Hebreeuwse sjikor (‘dronken’). ‘Drinken, pimpelen, zuipen’ werd wel sjikkeren genoemd, een ‘dronkenlap’ heette (en heet nog steeds) een sjikkerlap, je kon je geld en goederen versjikkeren (‘verdrinken, verzuipen’) en voor ‘dronkenschap’ zei men sjikkerheid. In 1939 schreef H. Dijkhuis in Vijftig dagen in een Jordaans kosthuis (pp. 37-38):
De volgende omschrijvingen en andere benamingen, soms duidend op verschillende graad van dronkenschap, worden aangetroffen: ’n slokkie op, hem hebben zitten, stuk in de kraag hebben, beschonken, vet, hem op hebben, bezopen, stomdronken, stevig aangeschoten, afgeknoedeld, zat, sikker of sikkem, teut of half teut, afgelaje, lazerus, afgetuigd, onder den olie, kachel zijn, keep zijn, lam, tipsy, as ’n maleier. ’n Stuk of twintig benamingen!
• ‘Maar sampanje, zeg Toon, daar doen ik ’n moord voor… Sampanje, as je daar sikker van wor dan denk je dat je… dat je zóó, pardoes de hemel in vaart.’ ¶ M.J. Brusse, Landlooperij (1906), p. 159
• ‘Lies,’ zegt hij kortaf, maar met een beslisten toon van bevel in zijn stem, ‘je bent sikker. Ga jij nou maffe!’ ¶ Petrus Kruisman, Kris uit de nachtbuurt (1924), p. 19. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• ‘Maor dan toch seikers (hik) een kraoi die sjikker is’, veronderstelde Losman. ¶ Nono, Zeven (1940), p. 73. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.