In 1873 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1920 schreef het Woordenboek der Nederlandsche Taal als toelichting bij dit woord: ‘In de verbinding een rare sausneger, een zonderling persoon, een rare Chinees; waarschijnlijk moet men bij sausneger denken aan een kunstmatige, met een saus gekleurde neger.’ Inmiddels neemt men algemeen aan dat het hier gaat om een verbastering van Curaçaose neger.
• Je hebt volkomen gelijk! Maar wanneer je meester, in plaats van zoo’n leelijke sausneger, eens een knap jong mensch was geweest. ¶ Nederlandsche tooneelstukken (1873), p. 14
• ‘Kom hier, malle sufferd!’ ‘Ga weg, Arie, dan zel ’k ’m ’n steen na z’n kop gooie! ‘O, leelijke sausneger!’ ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 111
• En wat een onverstaanbare kaffer hadden ze daar bij die brug op wacht gezet! Nee, dan waren zijn landweermannen toch nog engelen. Verbeeld je, dat je zoo’n paar van die sausnegers in je keuken hadt! ¶ Kees Valkenstein, ‘Inkwartiering’, in: Eigen Haard jrg. 41 (1915), p. 307
Gepubliceerd op 11-02-2019
sausneger
betekenis & definitie