strop, teleurstelling, tegenvaller, mislukking
In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Ook aangetroffen als racheling, raggening en aggeling. E.G. van Bolhuis geeft in 1937 in De Gabbertaal als voorbeeldzin: ‘Kreeg hij even een aggeling’ voor ‘haalde hij even een strop’.
• Een leelijke racheling zou hij aan dat mokkel hebben, oproeriger dan al de Jordaanmeiden bij elkander. ¶ Is. Querido, Van Nes en Zeedijk (1915), p. 98. De schrijver verklaart de betekenis (‘teleurstelling’) in een voetnoot.
• De familie Klos is blaay [blij], dat Gerrit Grutteman op dringend fesoek toch op de pertaay fan Merie gekomme is, al het ie een racheling gehaold bai Merie de bruid omdat ie fol puiste sit. ¶ Nono, Half om half (1936), p. 64
• De Buffel grijnsde: ‘Toch niet wat mij aanbelangt, want tot de dag van vandaag heb je altijd nog een raggeling an me gehad.’ ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 156. De schrijver verklaart de betekenis (‘strop’) in een woordenlijst.