Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

pegel

betekenis & definitie

gulden, geld

In 1909 voor het eerst aangetroffen, in een brief. ‘In zeemans- en studententaal wordt pegel gebezigd in den zin van: gulden’, aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal in 1918. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Ook aangetroffen als pegulant.

In 1945 dichtte A. Marja, in De bajesballade van Wilde Oscar:

De hoogste plek is voor de gek
die de meeste pegels biedt,
maar geen koopt graag de hennepkraag
en, heus, je wenst je niet
die plek vanwaar je als moordenaar
voor ’t laatst een wolkie ziet.

• Als ik beter in de pegels zat zou ik eens in den Haag komen, want ik heb niets te doen. ¶ Uit een brief van Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen, juli 1909, in: Leo Jansen (e.a.), Volledige briefwisseling Willem Witsen (2007), z.p.
• En as meneer; het toch allemaal graag weet... ook wel eens in een villa ingebroken op de Scheveningsche weg, meneer. Een beetje zilver en een handjevol pegels. ¶ J.A. Visscher, Wrakhout (1929), p. 69
• Als ze weet dat haar man de pegulanten best kan missen. ¶ Arend Tael, Martijntje (1941), p. 73

< >