zittend slapen, achter een touw
In 1911 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. De armste bedelaars, kramers en rondtrekkende handelaren sliepen niet op (stro)matrassen, maar zittend op een bank, achter een touw. In 1929 gaf Benno Stokvis, advocaat te Amsterdam, in De rooie (pp. 32-33) een beschrijving van deze manier van slapen:
Zij hadden geloopen en waren een nieuw huis binnengetreden. Door een lange gang kwamen zij in een groote, tochtige holle kamer. Op matten verspreid over den onbedekten houten vloer lagen hier en daar menschen. Langs de wanden stonden leuninglooze banken, waarvoor touwen waren gespannen. Over die touwen hingen mannen en een enkele vrouw en knikkebolden of snurkten. Er heerschte een beklemmende lucht van vochtige uitwasemende kleeren en zweet. Naast elkander op een bank hadden zij plaats genomen. En spoedig, overmand van moeheid, was hij ingeslapen.
Naar aanleiding van deze manier van slapen ontstond in het Bargoens de uitdrukking door het touw zakken voor ‘een onaangename ervaring opdoen, kwalijk te pas komen’. Als toelichting schreven Endt en Frerichs in 1974 in hun Bargoens woordenboek: ‘Voor de allerarmste zwervers bestonden er, nog anno 1910-1920, nachtasielen, waar zij naast lotgenoten met het bovenlijf over een touw konden hangen dat van muur tot muur gespannen was. ’s Morgens werd dit touw in alle vroegte losgehaakt, waarbij men slaapdronken op de grond kon tuimelen.’ Mogelijk houdt ook de uitdrukking door het lint gaan verband met dit gebruik.
• In de Roost of Ravotsteeg woonde vader Jeremias, bij wien men voor 5 cent een diep bord karnemelk met stroop kon krijgen en men voor 5 cent ’s nachts over het lijntje kon slapen. ¶ C. Batelt, Duister Amsterdam (1911), p. 8
• Tabé, kameraad, jij kruipt maar weer onder de zij’ in ’t dons... z’n Excellentie de Generaal begeeft zich... over ’t lijntje. ¶ M.J. Brusse, De generaal (1915), p. 50