Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

morgenster

betekenis & definitie

voddenraper

In 1897 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Van Bolhuis geeft als omschrijving ‘iemand die ’s morgens vroeg langs de straat in het afval iets van zijn gading zoekt’. De Grote Van Dale (2005) geeft als tweede, modernere betekenis ‘werkster die ’s morgens schoollokalen en kantoren schoonmaakt’.

Vergelijk waterlansier.

• ’t Wordt levendiger op straat; een paar werklui en jongens komen voorbij met hun blikken keteltje onder den arm of over den schouder. ’k Zie rook uit de schoorsteenen opstijgen, grijs tegen de allengs helderder blauwe lucht; hier en daar gaat een deur open en aan het eind der gracht verschijnt een ‘morgenster’, een voddenraper, die met omhoog getrokken schouders, de pet in den nek, den grooten, grauwen zak op den rug en een langen haakstok in de hand, langs den walkant loopt. ¶ Justus van Maurik, Amsterdam bij dag en nacht (1897), p. 5
• Jonge Amsterdammers riepen: ‘Nooit genoeg, dat zie je, anders had je ons die palingdarmen niet aan de neus gehange! Zoiets vist bij ons in Mokum de Morgenster uit de Lijnbaansgracht!’ ¶ Jant Nienhuis, Pioniers (1950), p. 93. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.

< >