voordeel, geluk, winst
In 1881 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt het in de vorm massel voor ‘winst, geluk, voorspoed’. Als voorbeeldzin geeft hij: ‘Hij is in zijn massel’ (‘hij heeft geluk’). Daarnaast vermeldt hij masselen voor ‘goede zaken’. Ook aangetroffen als mazaal, masel, massel, massil, maszel, enzovoort. Via het Jiddisch ontleend aan het Hebreeuwse mazzal, dat ‘gesternte, geluk’ betekent.
Mazzel is in allerlei samenstellingen en afleidingen aangetroffen, waaronder mazzeltje voor ‘meevaller’, mazzelaar, mazzelkont en mazzelpik voor ‘bofkont, geluksvogel’, mazzelig voor ‘door een gelukkig toeval’, mazzelen voor ‘boffen, zwijnen’, enzovoort. Een veelgehoorde afscheidsgroet is de mazzel; een veelgehoorde uitdrukking, zeker in Joodse kringen, is mazzel en broge voor ‘geluk en zegen’, dan wel ‘tot ziens en veel geluk’. Die laatste uitdrukking vinden we ook al bij Köster Henke, in 1906, maar die maakt er abusievelijk masselen broocher van, voor ‘geluk man!’
In een lied van een ‘onbekende Amsterdams-Jiddische auteur’, getiteld ‘Na, as ik je lief heb’, komt het volgende couplet voor (het lied is opgetekend in 1960):
As ik je liefheb? Vraag dat aan de beurs maar,
waar ik gestaan bin as ’n stene kelom;
’k heb al me massels daar staan te verleijeren,
want ach, de liefde maakt ’n mens zo dom.
• ‘Afijn! ze kunnen ’t niet helpen, ze moeten ook leven en daarom wensch ik ze massel en brochem.’ ¶ Justus van Maurik, Van allerlei slag (1881), p. 113. De schrijver verklaart de betekenis (‘goede zaken’) in een voetnoot.
• Kom je Leen eris opzoeke? D’r zit vandaag geen masseltje voor je an, want ik heb niks gedaan, om me te bekeure. ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 126
• ‘Soms hadden de klanten mazzel en troffen ze een horloge, dat het een volle maand deed, maar over het algemeen was de gemiddelde levensduur een week.’ ¶ M. van Amerongen, De roerige wereld van Pistolen Paul (1968). pp. 10-11