inbraak
In deze betekenis in 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft als voorbeeldzinnen: ‘Een krakie zetten’ en ‘Twee vrijers waren bezig met een kraak’.
• ‘Set d’r een kraak, Bad-Aap!’ ¶ Is. Querido, Van Nes en Zeedijk (1915), p. 37. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• ‘Is nog van dat krakie in den Hoek van Holland afkomstig.’ ¶ M.J. Brusse, Het rosse leven en sterven van de Zandstraat (1917), p. 50
• Een kraak, het zou zijn eerste wezen, maar een kraak zooals die in geen jaren was geweest, die als-die lukte een poet opbracht, dat ze wel voorgoed van hun cente konde gaan tuiniere: een kraak in een kerk. ¶ Benno Stokvis, De rooie (1929), pp. 80-81