voor niets, gratis, kosteloos
In 1897 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Via het Jiddisch ontleend aan het Hebreeuwse koef (de letter ‘k’) plus noen (de letter ‘n’). K+N dus, als humoristische afkorting voor ‘kost niks’.
Koefnoen werd vooral in artiestenkringen gebruikt en de verkleinvorm koefnoentje ging het al snel ‘vrijkaartje’ betekenen. Een min of meer vaste verbinding is voor koefnoen gaan (‘voor noppes’).
• ‘Die probeert ’t koefnoen te hebbe.’ ¶ Herman Heijermans, ‘Begrafenis’, in: De Gids (1897), p. 87. De schrijver verklaart de betekenis (‘voor niks’) in een voetnoot.
• Als hij hem v,oor vijf spie mosselen met azijn tracteerde, of zes voor een cent bij Ka aan de Eenhoornsluis en voor koefnoen zijn borst liet natmaken, dan zou het sproeten-kereltje dansen als een dolle turf. ¶ Is. Querido, De Jordaan dl 1 (1912), p. 263
• Zou-die hun alles vertelle en vrage of-die zoolang, voor koef-noen, tot z’n ergste sof voorbij was, daar in huis kon? ¶ Alex Booleman, Verdoemenis (1931), p. 221