Hapje is in de betekenis 'borrel' in 1838 gevonden in de Nieuwe almanak voor blijgeestigen. In deze almanak werd, als reactie op de indertijd snel opkomende genootschappen tegen drankmisbruik, een boek aangekondigd dat de vele geneugten van sterke drank zou beschrijven. Er zou ook ruimschoots aandacht worden besteed aan de vele uitdrukkingen voor dronkenschap en de vele 'kunst- woorden en benamingen' voor borreltje. De auteur geeft vast zeven voorbeelden, waaronder hapje.
Net als veel andere borrel namen benadrukt hapje de geringe hoeveelheid drank per glaasje. Vooral in de tweede helft van de 19de eeuw duikt deze borrel naam zeer regelmatig op. Zo schreef A.J. de Buil in 1863 in de Nederlandsche volks almanak: Hij zette 't glaasjen neêr, terwijl hij het, hoewel schoon geledigd, nog met zeker welgevallen beschouwde, en den voorslag van Naatjen: 'Nog een hapjen?...' beantwoordde hij met een be- teekenisvollen knik en een huichelend: "t Is haast al te vriende- lijk, maar als je me zóó noodt... santjes dan.'
Het woord komt ook vaak voor in de boeken van Justus van Maurik, een groot kenner van de Amsterdamse volkstaal. Zo laat hij in 1884 in Burgerluidjes een nachtwaker tegen een colle- ga zeggen: Nou ja, ik weet wel dat je niet borrelt, maar als iemand zoo de bibberasie heit als jij nou, dan is een 'hapje' medicijn. En in 1897, in Amsterdam bij dagen nacht, zegt een kroegbaas te- gen een professionele 'moppenverteller': Kom d'r maar in, snijboon, en neem dan 'n happie voor me- heers rekening; maar dan een paar mooie vertelle, hoor ie! De borrel naam hapje staat sinds 1898 in de Grote Van Dale. Hij is onlangs nog gehoord in het West-Fries, maar lijkt verder niet veel meer voor te komen. Het Duits kent ein nasser Happen (een natte hap) voor 'een ferme slok drank'.