mes, dolk
In 1844 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, getiteld ‘Proeve van vergelijking tusschen het Bargoensch en het Patois-Hebreeuwsch’. Het komt hierin voor in de zin: ‘Ik heb een galf gebruikt.’ In 1906 in De Boeventaal van Köster Henke ook in de vorm kalf, met als voorbeeldzin: ‘Het scheelt me geen haar of ik haal hem een kalf door zijn bast.’ Via het Jiddische challef afgeleid van het Hebreeuwse chalaf, beide voor ‘slachtmes’. Ook aangetroffen als challef en gallef.
• Voor den duivel, duikelaar, wat zeg je! Droom ik of waak ik? Paul heeft den mijnheer neergeblikkerd? Met zijn galf; de mijnheer is dood. ¶ J. de Vries, De verborgenheden van Amsterdam dl 2 (1844), p. 143. De schrijver verklaart de betekenis (‘mes, dolk’) in een voetnoot.
• Hij had zich dus gewapend. Als hij naar bed ging, vertelde ze, legde hij ’n galf zoo groot als ’n slagersmes onder z’n bereik. ¶ Jan Feith, Op het dievenpad (1907), p. 92. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.