ogen
In deze betekenis in 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft onder meer als voorbeeldzinnen: ‘Lens goed uit je doppen’ (‘kijk goed uit je ogen’) en ‘Hij wreef zich de doppen eens uit.’
• ‘Nou niet praten’, fluisterde Toon, ‘en goed uit je doppe gekeke, want die kattebeiers legge altijd te loere, waar je ze ’t minste verwacht.’ ¶ M.J. Brusse, Landlooperij (1906), p. 82
• Je kent me broer, die lange, Aapie; nou die hep d’r bij de drie weke voor die gooser boodschappe gereje; en reken maar dat die jonge uit z’n doppe ken knijse as die wil. ¶ Benno Stokvis, De moord in de Spuistraat (1926), p. 2
• Nu hij in de bende van Okkie is opgenomen, wordt hij al brutaler en behendiger. Hij leert veel slimme trucjes en allerlei geheimzinnige uitdrukkingen uit het dieventaaltje van de achterbuurten: ‘As je een ander staat te dekke, mot je flink je doppe gebruike.’ ¶ Anne de Vries, Jongens van de straat (1934), p. 88. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
