Strikt genomen bestaat het EU-recht uit de oprichtingsverdragen (het primaire recht) en de rechtshandelingen die door de Europese instellingen worden aangenomen, waardoor de EU haar bevoegdheden kan uitoefenen (het afgeleide recht: verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen).
In bredere zin omvat het EU-recht alle regels van de EU-rechtsorde, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten (sinds het Verdrag van Lissabon) en de algemene beginselen die door het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn vastgesteld.
Internationale overeenkomsten met niet-EU-landen of met internationale organisaties maken ook integraal onderdeel uit van EU-recht. Deze overeenkomsten staan los van het primaire recht en het afgeleide recht en vormen een op zichzelf staande (sui generis) categorie. Volgens bepaalde uitspraken van het HJEU kunnen deze overeenkomsten een rechtstreekse werking hebben en staan zij boven het afgeleide recht, dat daarom in overeenstemming moet zijn met de internationale overeenkomsten.
Zie ook
• Acquis communautaire
• Verdragen
• Handvest van de grondrechten
• Hof van Justitie van de Europese Unie
• Europese rechtsinstrumenten
• Hiërarchie van de normen van de Europese Unie (EU)
• Controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht
• Het primaire recht van de Europese Unie (samenvatting)
• Afgeleid recht (samenvatting)
• Verordeningen van de Europese Unie (samenvatting)
• Richtlijnen van de Europese Unie (samenvatting)
• Besluiten van de Europese Unie (samenvatting)
• Internationale verdragen en overeenkomsten van de EU (samenvatting)
• De rechtstreekse werking van het Europese recht (samenvatting)
• EU-recht op het portaal van Europese Unie