Vrouwelijk geslachtsorgaan. In deze betekenis reeds in de zestiende eeuw. Vgl. het Engelse ‘feminine gender’ en het tegenovergestelde: mannelijkheid*.
Kon niet vermijden om een blik op haar vrouwelijkheid te werpen...
Ben Borgart: De vuilnisroos. 1972
‘Hij likte tot binnenin mijn...’ ze zocht koortsig naar een passende benaming, ‘mijn, nou ja... mijn vrouwelijkheid.’
Robert Long & Cees van der Pluym: Hete klippen. 1991
Na die act stopt ze (jawel) een pingpongbal in haar vrouwelijkheid die er dan weer uitvalt.
Nieuwe Revu, 20-07-94
Op het moment, na een minuut of acht, dat het met aandacht geboetseerde vrouwspersoon in haar niksie, schuddend als een sidderaal, haar ultieme vrouwelijkheid tegen Pauls neus aandrukt. Penthouse, november 1994