Gemeenschap, geslachtsgemeenschap. De eerste term stamt uit de zeventiende eeuw, voor de tweede geeft het WNT een citaat uit 1726. Beide doen thans wel erg archaïsch aan. Ze gaan dan ook terug op de bijbel.
Bij Mattheus 19:5 vinden we bijvoorbeeld de uitdrukking ‘tot één vlees zijn’. In het Engels zegt men ‘carnal knowledge’ (waarbij carnal, net zoals ons woord carnaval, van het Latijnse woord voor vlees is afgeleid). Kijk ook onder gemeenschap*.
Zij is negen maanden zwanger geweest. Zij heeft nooit met andere mannen dan V. vleeschelijke gemeenschap gehad.
Antonius Roothaert: Dr. Vlimmen. 1936
Vleselijke gemeenschap, dat is in orde, daar kon geen mens zonder.
Remco Campert: De Harm en Miepje Kurk story. 1983
Het proces tegen Hendrikje Verschuur, in de eerste helft van de zeventiende eeuw, was een cause célèbre: ze was soldaat geweest in het leger van prins Frederik van Nassau en had meegevochten bij het beleg van Breda. Van haar wordt gezegd: ze had ‘de clitox ter grootte van een kinschaft en dikte van een halve pink en daarmee vleeschelijke conversatie gehouden met diversche vrouwenpersonen, onder andere met eene Trijntje Barends weduwe van Theunis Mischielse (bij wien zij 6 kinderen had gehad) en zoo verzot op malkanderen waren geweest, dat zij gaarne met den anderen getrouwt zouden hebben, als het mogelijk ware geweest.’
Opzij, april 1989