Vrouwelijk geslachtsorgaan. Opgetekend door Endt (1969). Harrebomée vermeldt nog: ‘Zij heeft hobbel aan haar tuinboon’: men zegt dit van een in ontucht levende vrouw. In het tweede deel van zijn woordenboek wordt dit evenwel gecorrigeerd: ‘hij heeft hobbel aan zijn tuinboon’: gezegd van een man, die aandrift tot de coïtus voelt.
Min of meer normale kreten van opgroeiende jongens, zoals in het ritmische staccato van Woody Woodpecker uitroepen: ‘Jeuk aan m’n tuinboon!’ of ‘Soep met ballen daar kan je van bevallen! ‘Heb je d’r haar op of touw? Helemaal rauw vijf cent!’; ‘Twee ballen en een stok hop, hop!’, kon ik slechts met katachtige zijsprongen ongestraft uiten.
Hans Koekoek: Lief zijn toegestaan. 1982