Spreektaal voor urineren* en een netter synoniem van pissen. Aanvankelijk betekende dit werkwoord enkel ‘het klateren van stromend water’. Een formele term is ook: wateren*'.
Soldaten gebruiken het informele werkwoord afblazen*. Mannen onder elkaar zeggen wel eens dat ze hun zwager* een hand gaan geven. Een verouderd eufemisme is: plaats* maken.
Moet jij soms een plas doen, onderweg kan het niet, zei vader.
Jan Wolkers: Gesponnen suiker. 1963
Mijn moeder zegt: Waarom hou je je hand daar, moet je plassen?
Jeroen Brouwers: De zondvloed. 1988
Als ze moest plassen werd ze zenuwachtig en trok me mee naar de wc, waar ze de deur liet openstaan...
Elle Eggels: Het huis van de zeven zusters. 1998
En vooral thuis plassen, want het was een doodzonde, zo niet het einde van een mogelijke vriendschap, als men de wc van de gastheer of -vrouw wilde gebruiken.
NRC Handelsblad, 18-12-99
