Bargoens voor een borrel. Het woord dateert uit de late negentiende eeuw en wordt o.a. vermeld door Harrebomée (dat is om de wormen te verschrikken: gezegd van een vroege borrel); Stoett en Huizinga. Betekent eigenlijk: eerste borrel of borrel op de nuchtere maag. Ook wel: pierenkul; pierenverlakker; pierendodertje; wormtikkertje.
‘Dan motje een pietsie bitter in je piereverlakker neme’.
Justus van Maurik: Amsterdam bij dag en nacht. 1889
Ik kan me niet eens herinneren, wanneer ik m’n eerste piereverschrikker wipte.
Theun de Vries: Ziet, een Mens! 1965
Ga zitten en drink een piereverschrikkertje mee.
Jacob Zwaan: Soldaat in Indië. 1969