Wellicht ontleend aan het Duits (eine Nummer bauen (machen)), waar de uitdrukking al rond 1850 werd opgetekend. Er wordt gezinspeeld op een circusnummer. Het werkwoord ‘nummeren’ werd eveneens opgetekend (zie Endt, ‘Bargoens Woordenboek’).
Ik wil jullie wel meenemen, zei hij, maar dan gaan we eerst ergens een nummertje maken.
Jan Wolkers: Gesponnen suiker. 1963
Nou, zullen we eens een nummertje maken?
Siegfried E. van Praag: Partijtje ruw geslepen. 1976
We hadden ook een vrouw een nummertje zien maken met de neger met de blauwe pet en de blauwe bretels.
Arnon Grunberg: Blauwe maandagen. 1994
Gepubliceerd op 17-08-2018
nummertje: een - maken
betekenis & definitie