Verouderde en schertsende benaming voor een toilet. Samengesteld uit ‘bril’ (vroeger een plank met een rond gat, dienende als zitting in een geheim gemak. ‘Op de bril gaan’ betekende destijds: zijn gevoeg doen) en ‘kiek’, zoals in rarekiek. Vermeld door Stoett (onder het lemma ‘tante Meijer’). Ook de grote Van Dale neemt de term op. Dit woordenboek geeft overigens ook het (gemeenzame) werkwoord brillen, in de betekenis van: naar het toilet gaan.
Ik rym terwyl ik slaap, ik rym terwyl ik eet; En op de brillekiek bedenk ik myn rondeelen.
F. Langendijk: Gedichten. 4 dln. ca. 1740, geciteerd in WNT
Ik begreep óm de wereld niet, wat hy dan toch opgesneden had, want ik kende zyn repertoire op een haar. Dat was: de godenbruiloft, de boeken van het Oude-Testament op rym, en een epizode uit de bruiloft van Kamacho, dat de jongens altyd zoo aardig vinden, omdat er iets van een ‘brillekiek’ in komt.
Multatuli: Max Havelaar. 1860