in de verouderde uitdrukking de bocht omgaan: dood zijn; begraven worden. Eigenlijk: uit het oog verdwijnen. Vermeld door o.a. Harrebomée, Huizinga en Molema. Wellicht moet hier gedacht worden aan de draai die een lijkstoet bij het hek van de meeste kerkhoven moet nemen.
Vgl. de gelijkaardige uitdrukking het hoekje omgaan, ontleend aan de zeemanstaal: zeelieden die bij het uitzeilen de hoek van een der zeegaten omgingen werden nooit meer terug gezien (Stoett). Een gelijkaardig eufemisme is ‘naar de andere wereld gaan’. In de zeventiende eeuw gebruikten zeelui voor verongelukken, te gronde gaan ook de uitdrukking ‘de Breeveertien opvaren’ (een allusie op de lange brede zandbank voor de Nederlandse kust, gemiddeld veertien vaam diep).
ontslapen - verscheiden - er tussenuit geknepen - de weg van alle vlees gegaan - de bocht om - naar Bommel - naar pierenland - naar kapitein Jas - om kroosjes.
Harry Mulisch: De verteller. 1970