Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

asfaltbloem(pje)

betekenis & definitie

Vriendelijke, poëtische benaming voor een straatprostituee. Volgens het WNT een ‘grotestadsmeisje dat in het lichte leven opgroeit; ook wel bep. straathoer’. Het woordenboek citeert Clare Lennart: Mallemolen (1936) en Mickey Spillane (vertaling): ‘Aasgier en asfaltbloem’ (1952).

Endt neemt het woord op in ‘Bargoens. Een taal van horen zeggen’ (1969). Vgl. ook het Duitse ‘Asphaltblume’, het Franse ‘fleur de macadam’ (of ‘arpenteuse de bitume’) en het Amerikaans-Engelse: ‘pavement princess’.

Niet dat ik tot het soort van slaven-inspecteurs hoorde doch met zulke asfaltbloempjes wist je het nooit.

Johnny van Doorn: Langzame wals. 1986

< >