Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Gepubliceerd op 24-04-2024

misantroop

betekenis & definitie

misantroop zn. 'mensenhater'
categorie: leenwoord

Vnnl. misantrope 'mensenhater' [1682; WNT menschenhater], misanthroop 'id.' [1697; WNT].

Ontleend aan Frans misanthrope 'mensenhater' [1548; TLF], dat weer ontleend is aan Grieks mīsánthrōpos 'id.', zelfstandig gebruik van het gelijkvormige bn., uit mīseĩn 'haten' en ánthrōpos 'mens'; van beide woorden is de verdere herkomst onbekend. Zie ook antropologie.

De oudste attestatie van dit woord (1682) betreft de titel van de vertaling van het Franse blijspel Le misanthrope (Molière) uit 1666 door Hermannus Angelkot.

Fries: misantroop

< >