devoot bn. 'godvruchtig; geheel toegewijd'
categorie: leenwoord
Mnl. deuoteleke (bw.) 'op godvruchtige wijze' [1280; CG II, Kerst.], met devoten gebede (datief mv.) 'met vrome gebeden' [1393; Claes 1994a], devoet 'toegewijd aan god' [1486; MNW].
Ontleend aan Latijn devotus 'toegewijd aan de goden, geofferd', deelw. van devovēre 'toewijden, offeren', gevormd uit het voorvoegsel dē- 'weg, afzonderlijk', zie de-, en vovēre 'een plechtige gelofte doen', zie votum, votief.
◆ devotie zn. 'vroomheid; verering'. Mnl. deuotien 'vrome handelingen' [1236; CG II, En. Cod.], deuocie 'vroomheid' [1265-70; CG II, Lut.K]. Ontleend aan Latijn devotio 'id.'. Afleiding van devotus.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk