Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Notemuskaat

betekenis & definitie

Als de edelste onder de specerijen geldt de notemuskaat, waarvan eerst in 1512 door de Portugees d’Abreo de groeiplaats (Banda) werd ontdekt. De Bandanezen hadden het monopolie van deze specerij.

Ze moesten dit afstaan aan de Portugezen, die het op hun beurt weer moesten overgeven aan de Hollanders, die het wisten te houden tot het begin van de 19de eeuw. Omstreeks 1770 slaagde Poivre er in, zowel de notemuskaat als de kruidnagel over te brengen naar Réunion en Mauritius, vanwaar deze destijds zeer gezochte planten werden verspreid over alle tropische landen.

Aanvankelijk scheen de cultuur ook op Java, Sumatra, Malakka, Madagascar en op de Antillen te slagen, maar tenslotte bleken toch slechts enkele streken geschikt om deze specerij met voordeel te telen. Op Midden-Java en op Malakka bleef een weinig omvattende cultuur van notemuskaat (pala) in stand, terwijl op het eiland Granada der Kleine Antillen de cultuur tot bloei kwam.

Banda bleef door alle eeuwen het productiegebied der beste vruchten: groot, rijk aan olie, edel van aroma. De ‘perken’ van Banda worden geëxploiteerd door perkeniers, die nog vrijwel dezelfde methoden volgen als hun voorgangers der 17de eeuw.De boompjes worden opgekweekt uit zaad, dat van de beste bomen uit de tuin wordt verzameld en na ongeveer twee jaar overgebracht in de productietuinen. Daar de Myristica fragrans tweehuizig is en één mannelijke boom op de 10 vrouwelijke voldoende zekerheid van bevruchting geeft, is het een economisch belang de mannelijke bomen zo jong mogelijk te herkennen om hun aantal op het minimum te brengen. Indien het enten betere uitkomsten gaf, zou enting van vrouwelijke takjes op de onderstammen de oplossing geven. De kroon van de ‘pala’ vormt een sierlijke kegel, die met de brede basis bijna op de grond rust. De vruchtdracht begint in het vijfde jaar en houdt aan tot de boom meer dan 70 jaar oud is. Per boom plukt men per jaar niet zelden meer dan 2000 vruchten.

Doordat de boom het gehele jaar door bloeit, verdeelt zijn oogst zich ook gelijkmatig over de maanden van het jaar. De vrucht is 9 maanden na de bloei voldragen. De dikke vlezige schil blijft volkomen groen, maar splijt dan open om tussen het smetteloos wit van de schilwand het diepe zwart van de noot te vertonen, dat ten dele schuil gaat achter het purper van dQ foelie, die als een kapje met franje over de noot is heengestulpt. Dan is het tijd de vrucht te plukken, want uit de vrucht gevallen noten leveren minderwaardige foelie en worden dikwijls wormstekig. De vruchten worden direct ontbolsterd en van foelie ontdaan. De noten worden langzaam gedroogd boven een smeulend houtvuur, terwijl de foelie wordt platgetreden en in de zon gedroogd om in kisten verzonden te worden.

Bij het drogen der noten laat de kern los van de harde schaal, zoals de koffieboon los komt van het hoornvlies. De helft van de productie wordt in zakken verzonden om in het consumptieland geklopt te worden door het breken van de ‘dop’. De rest wordt op het etablissement direct na het drogen door kloppen geopend en op grootte gesorteerd. Het oude gebruik, de noten te kalken om alle mogelijkheid uit te sluiten, daaruit een boom op te kweken en zo het monopolie in gevaar te brengen, wordt nog gevolgd, omdat de Hollandse huismoeder de ongekalkte noot niet vertrouwt, Het kalken mist verder elk nut. De eerste kwaliteit noot geeft een volle houttoon, wanneer men er twee tegen elkaar klopt. Prikt men er met een speld in, dan treedt onmiddellijk een oliedrupje naar buiten.

De meest karakteristieke stoffen, die de notemuskaat bevat, zijn:een vluchtige olie (2-10%) en een geelbruin tot rood zacht vet, ‘muskaatboter’ (35-40%). Deze palaboter wordt gebruikt voor medicinale doeleinden. Foelie bevat dezelfde vetten en aetherische oliën. De noten van Banda zijn de beste, die van Granada en enkele eilanden ten Oosten van Madagascar zijn minder olierijk. De wereldproductie aan notemuskaat bedraagt 5000 ton, waarvan 70% door Indonesië wordt geleverd.

< >