De kennis der deficiëntieziekten bij kinderen dateert nog van betrekkelijk korte tijd. De arts die omstreeks de jaren 1920 nog op de collegebanken zat en daar voor het eerst over fat-soluble A en water-soluble B hoorde, zal moeilijk hebben kunnen vermoeden dat hij het 25 jaar later op een consultatiebureau met een volksmoeder over vitamine C- of D-tabletten zou hebben!
Dat vitaminen voor groeiende organismen van groot belang zijn spreekt nu vanzelf. Het heeft echter jaren geduurd, alvorens men tot het inzicht kwam, dat bepaalde ziekten deficiëntieziekten waren, dus door een tekort aan zekere stoffen tot stand kwamen. Eerst in de allerlaatste tijd is men van de belangrijkste vitaminen de chemische samenstelling op het spoor gekomen . Bij A-deficiëntie zijn het vooral oogsymptomen waaraan de kinderen lijden, doch verder zijn er verminderde weerstand tegen infecties en stilstand in groei. In de lichte gevallen is er alleen nachtblindheid (hemeralopie). Toediening van levertraan, boter of melk geeft al na 3-5 dagen verbetering, en volkomen genezing kan reeds na l à2weken worden verkregen.
Bij de xerofthalmie is er een degeneratie van het hoornvlies, wat in ernstige gevallen tot een geheel te gronde gaan van het oog en het gezichtsvermogen kan leiden. In het begin is er ook hier met levertraan genezing te verkrijgen, in een later stadium niet meer. De talloze blinde Indonesiërs zijn meestal blind geworden door vitamine A-gebrek in hun jeugd.
Ook de B-deficiëntie komt in ons land bij kinderen niet voor, al bestaan er vage ziektetoestanden die mogelijk aan een B-tekort mogen worden toegeschreven. Vitamine B komt nl. in talloze voedingsmiddelen ruimschoots voor, en men moet zich wel zeer eenzijdig voeden met b.v. sago of tapioca (zonder melk) om een tekort te zien ontstaan.
Thans komen wij op een terrein dat ons beter bekend is, want het infantiele scorbuut is een ziekte die in ons land veel is voorgekomen en nog wel voorkomt. Als verschijnsel moeten de tandvleesbloedingen genoemd worden, en wat zeer merkwaardig is, alleen daar waar tanden aanwezig zijn. Doch ook op andere plaatsen, aan de armen en benen, in de oogkas, in de urinewegen komen bloedingen voor.
De kinderen zijn verder slap en hebben pijn. Op de X-foto vindt men zelfs aan het skelet typische veranderingen. De oorzaak is een gebrek aan vitamine C of ascorbinezuur, dat in vruchten, groenten (kool!) en aardappelen voorkomt. Toediening van flinke doses ascorbinezuur doet meestal de ziekte op slag genezen. Het kind heeft per dag ca 50 mg ascorbinezuur nodig.
Door de kinderartsen is het meest studie gemaakt van de ziekte die door een tekort aan vitamine D ontstaat. De botafwijkingen der Engelse ziekte ziet men al op de alleroudste schilderijen van moeders met kinderen afgebeeld, en de ziekte kwam dus blijkbaar in de Middeleeuwen reeds veelvuldig voor. Alleen bij zeer jonge kinderen met snel groeiende botten (beneden 2 jaar) wordt de ziekte gezien, naderhand komt Engelse ziekte practisch niet meer voor.
Men vindt aan de uiteinden der pijpbeenderen spoelvormige verdikkingen. Het kind vertoont dus dikke polsen en enkels; ook aan de ribben zijn er knobbels te zien ; bovendien treden er allerlei verkrommingen op, zoals O- of X-benen. De schedel wordt groot, de fontanellen blijven lang open, het voorhoofd puilt uit; de tanden breken te laat en in abnormale volgorde door. De kinderen zijn huilerig en lijden in ernstige gevallen ook pijn.
Het heeft zeer lang geduurd voor men de oorzaak der ziekte op het spoor was. Kort na de eerste wereldoorlog is komen vast te staan dat de ziekte ontstaat door gebrek aan zonlicht. Later bleek dat de ultraviolette stralen van de zon met het sterine uit de huid het vitamine D vormen, dat in circulatie komt en de botvorming op de normale wijze doet verlopen. Dit is het z.g. natuurlijke vitamine D of D3 (— bestraald dehydrocholesterol).
In de donkere maanden van het jaar, als het ultraviolette deel van het zonlicht het aardoppervlak niet meer bereikt, treedt daarom op onze breedte onherroepelijk Engelse ziekte op, tenzij men het vitamine D toedient; dit kan men geven door de mond, door inspuitingen, of door het kind met de ultraviolette lamp te bestralen.
Het van ouds bekende middel tegen Engelse ziekte, de levertraan, bevat per cc ca 100 I.E. (internationale eenheden) vitamine D. Een hoeveelheid van 2 theelepels, of wel 10 gram, d.i. 1000 I.E. per dag, is voldoende om een kind voor Engelse ziekte te vrijwaren.
Veel moderner is het om vitamine D in druppelvorm of als tabletjes te geven. Men geeft dan per dag 1000 of 1500 I.E., of wekelijks tabletjes van 8000 of 10 000 I.E. Is de ziekte reeds uitgebroken, dan geeft men dubbele doses of nog meer.
Bij een andere wijze van toedienen krijgt het kind de hoeveelheid vitamine niet in dagelijkse of wekelijkse porties, doch in halfjaarlijkse doses. Dit is de z.g. vitamineshock-therapie, waarbij per keer 400 000 of 600 000 I.E. worden ingespoten — een methode die vooral bij kinderen van zorgeloze of zwakzinnige ouders aanbevelenswaardig is.
Als chemische achtergrond van de rachitis is vnl. een sterk gedaald fosfaatgehalte van het bloed te vinden. In ernstige gevallen komt hierbij een daling van het calciumgehalte van het bloed. Vrij spoedig nadat met een behandeling met vitamine D begonnen is, begint het fosfaatcijfer weer te stijgen en als de genezing voltooid is, is dit normaal geworden.
Een typische kinderziekte, die bij de avitaminose D thuishoort, is de zuigelingentetanie of stuipenziekte. Hierbij lijdt het kind aan eigenaardige krampen in armen en benen, handen en voeten, de carpopedaalspasmen; bovendien treden er stembandkrampen op, waardoor het patiëntje een typisch, gierend geluid maakt, terwijl het tenslotte tot levensgevaarlijke algemene stuipen kan komen.
Deze ziekte komt slechts voor als er tevens rachitis is, en wel alleen in gevallen met verlaagd calciumgehalte van het bloed. Daarom is er grote overeenkomst met de gelijknamige ziekte die optreedt als de bijschildkliertjes worden weggenomen, de orgaantjes aan weerszijden van de schildklier, die de calciumstofwisseling regelen. Toch zijn er anatomisch bij de zuigelingentetanie aan de bijschildkliertjes geen afwijkingen te vinden.
Door de rachitis met vitamine D te behandelen, verdwijnt ook de tetanie, en wel veel sneller dan de rachitis zelf; wat bij de rachitis een aantal weken kost, is bij de tetanie (naar Ibrahim) in enkele dagen genezen, vooral als men aan de behandeling flink kalk toevoegt. Hoe het vitamine D hier echter werkt is nog volkomen onbekend; het is zeer verleidelijk om aan te nemen dat dit via de bijschildkliertjes geschiedt, meer dan een hypothese is dit echter niet. Merkwaardig is dat de ziekte, die voor een 25-tal jaren in ons land zeer frequent voorkwam, nu verdwijnt. Dit houdt ongetwijfeld verband met de moderne rachitisprofylaxe.
Bij een tekort aan vitamine K treden er bij het kind bloedingen op. Vooral komt dit voor bij pasgeborenen, die daaraan zelfs te gronde kunnen gaan, o.a.
door hersenbloedingen. De behandeling be-.
staat in inspuitingen van vitamine K. Ook kan profylactisch aan de moeder voor de bevalling vitamine K worden gegeven, als een vorig kind aan de afwijking leed.
Het is niet geheel zeker of de acrodynie, deze merkwaardige nieuwe ziekte die ook wel pink disease heet, een zuivere avitaminose is, doch in elk geval noemen we haar hier. De eerste gevallen werden bij ons omstreeks 1922 gesignaleerd. De kinderen hebben pijn, zijn huilerig, lichtschuw, ze zweten veel, hebben een vlugge pols en huiduitslagen, en vervellen sterk aan handen en voeten, zodat men aan roodvonk denkt . Doch het vervellen gaat steeds door.
De Amerikanen spreken van ‘de ziekte met de 6 P’s’, zulks naar de voornaamste symptomen, te weten pain, pink hands and feet, peeling (vervellen), prostration (vermagering), paraestesias (gevoel van kriebelen) en perspiration.
Soms helpt atropine, anderen zagen van acetylcholine of bepaalde vitaminen succes. Op den duur treedt ook zonder behandeling meestal complete genezing in.