I. 1. bewaking, wacht, bescherming; hechtenis; voogdijschap; 2. pupil [onder voogdij]; 3. het pareren; 4. (stads)wijk; zaal, afdeling [in hospitaal]; wards, werk [v. slot]; tanden [v. sleutelbaard]; casual ward, asyl voor daklozen; the child is in ward to hint, hij is voogd over het kind; be under ward, 1. onder voogdij staan; 2. onder curatele staan;
II. 1. waken over, bewaken; beschermen; 2. ward (off), afwenden, pareren.