Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-04-2022

wander

betekenis & definitie

I. 1. (rond)zwerven, (rond)dolen, dwalen; 2. wandelen [lichaamsdelen]; 3. af dwalen (van from); 4. raaskallen, ijlen (ook: wander in one’s mind); the Wandering few, de wandelende Jood; his mind wanders, his wits are wandering, hij ijlt; hij raaskalt; wander from the point, afdwalen;

II. afzwerven; afreizen;

III. het lopen; on the wander, op stap.

< >